postproductieprotocol

Dit dient als opzet om te komen tot een tijdige, efficiënte en kwalitatief hoogwaardige uitwisseling van materiaal tussen beeldmontage, geluidsmontage en mixage.

algemeen
Bij de uitwisseling van materiaal tussen de beeldmontage en de geluidsmontage en mixage is gebleken dat er erg veel mis kan gaan, o.a. vanwege het grote aantal mogelijkheden in beide werkvelden. Dit leidt meestal tot kostbaar tijdverlies en soms kwade gezichten aan beide kanten. Omdat de tijdsdruk op de geluidsafdeling alleen maar toeneemt en de Filmacademie alle geluids- en regiestudenten gelijkwaardige kansen en creatieve mogelijkheden wil bieden in de geluidsnabewerking, zijn er algemene voorwaarden geformuleerd waaraan iedereen zich moet houden. Onaangename verrassingen worden zodoende tot een minimum beperkt en in ieder geval zo snel mogelijk bekend bij de diverse betrokkenen, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen.
Uiteraard is het streven om het eindproduct te laten aansluiten bij de afspraken en normen die gelden in het beroepsveld, zodat uitwisseling (b.v. ‘uitzenden’ door een omroep) tot de mogelijkheden behoort.

beschikbare mogelijkheden van de geluidsafdeling
De geluidsafdeling heeft voor het derde en vierde jaar de beschikking over drie geluidsmontage studio’s met 5.0 surround en twee volwaardige 5.1 surround mixage studio’s met beeldprojectie.
De vierdejaars geluidsstudenten monteren het geluid gedurende drie weken en mixen daarna één week in de mixage studio. De derdejaars geluidsstudenten monteren het geluid gedurende twee weken en mixen daarna ook één week in de mixage studio.
Vanaf het moment dat de eerste producties met de geluidsnabewerking beginnen zijn alle geluidsstudio’s in het algemeen volgens een zeer strakke planning volgeboekt en natuurlijk is de deadline van de eindexamenvertoning en/of sluiting van de academie onveranderlijk. Zodoende blijkt uitlopen of verschuiven op de Filmacademie vaak een praktische onmogelijkheid. De geluids- en regiestudenten hebben voor het creatieve proces van geluidsmontage en mixage al een beperkte tijd tot hun beschikking die dan ook niet verder kan en mag worden verkort door verloren gegane tijd op een eerder moment in het productieproces. Elke dag die de geluidsnabewerking later begint dan in de planning is vastgesteld is een verloren dag die niet meer gecompenseerd kan worden.  Het is dus in ieders belang de planning van de planningscommissie strak te volgen.

Het creatieve proces van geluid bij beeld start voor de geluidsstudent vóór de draaiperiode, bij het maken van het geluidsconcept. In samenwerking met de  regiestudent wordt de vormgeving van het geluid in eerste instantie omschreven vanuit plan van aanpak, scenario en de theoretische en dramatische geluidsmogelijkheden. De draaiperiode en beeldmontage verdiepen het inzicht in de mogelijkheden van het geluidsconcept. Tijdens de geluidsnabewerking wordt een definitieve afstemming bereikt door het geluidsconcept in de praktijk van de geluidsmontage en mixage ten uitvoer te brengen en tegelijk uit te breiden met nieuw ontstane ideeën.
Het is dit creatieve proces dat gekoesterd moet worden en waarvoor dan ook voldoende tijd beschikbaar moet blijven.

kwaliteitsaspecten
Op de Filmacademie is het soms gebruikelijk dat het in het begin van de beeldmontage ingeladen (directe) geluid óók wordt gebruikt tijdens de geluidsmontage en mixage, zodoende kan de geluidsmontage binnen de kortst mogelijke tijd beginnen. De kwaliteit van het uiteindelijke geluid wordt hierdoor echter mede bepaald door de manier van inladen van het geluid tijdens de beeldmontage.
Digitaal opgenomen geluid dient vanwege kwaliteitsaspecten digitaal te worden ingeladen in het beeldmontage systeem met gelijkbijvende woordlengte (het aantal ‘bits’). Elke analoge tussenstap of verkleining van deze woordlengte kan het geluid alleen maar verminderen in kwaliteit en dit zou betekenen dat in de geluidsmontage (veel) kostbare tijd verloren gaat met het opnieuw inladen en synchroon leggen van het directe geluid.

Filmacademie normen
• De standaard beeldsnelheid is 25 b/s;
• De standaard sample-rate van geluid bij beeld is 48 kHz;
• De standaard woordlengte van digitaal opgenomen origineel audiomateriaal op DigiBeta is 20 bit;
• De standaard woordlengte van digitaal opgenomen geluid op de meersporen recorders is maximaal 24 bit;
• Indien de oorspronkelijke woordlengte wordt verkleind (b.v. van 24 naar 20 bit) dan dient er te worden ‘geredithered’ (het toevoegen van digitale ruis om de afrondingsfout weer “random” te maken), overleg dit met de betrokken geluidsstudent;
• Audiomateriaal van een analoge master (b.v. Beta-SP) wordt met de grootst mogelijke woordlengte gedigitaliseerd (maximaal 24 bit);
• De standaard voor filebased geluidsopname is BWF;
• De Avid machines werken het best met Polyfiles;
• De norm voor datum userbits is: yy-mm-dd;
• Mixdown op de set het liefst in stereo polyfiles;
• Geluidsmixen op de server in monophonic files met L-R-C-LFE-Ls-Rs in de naam.

setgeluid en beeldmontage
De geluidsstudent en de montagestudent hebben vóór de start (zoals beschreven in de planning van het planningsoverleg) van de beeldmontage de gevolgde en in het komende traject te volgen werkwijze(n) besproken en hebben hierover overeenstemming bereikt. Te bespreken punten zijn o.a.: is het geluidsmateriaal mono, 2 ch, 2 ch met safety, stereo, stereo M/S, X-Y, eventueel combinaties van mogelijkheden, hoeveel sporen heeft de oorspronkelijke geluidsopname, welke sporen krijgt de montagestudent aangeboden, werken we met een mixdown, is er sprake van sync-scannen, welke naamgeving gebruiken we voor de meta-data in de files, hoe kan het geluidsmateriaal in de geluidsnabewerking weer compleet gebruikt worden, het niveau van de referentie piep, de gebruikelijke headroom, sync-klap, tijdcode, geluidsrapporten, etc.
De setgeluidsstudent is, indien enigszins mogelijk, aanwezig bij de eerste dag van het ‘inladen’ van het directe geluid, ter assistentie voor de synchroniciteit en voor het bewaken van de ingeladen geluidskwaliteit. Wanneer het voor de geluidsstudent onmogelijk is aanwezig te zijn, stelt hij zich op deze eerste dag op de hoogte van de voortgang en de eventuele problemen in de beeldmontage, waarbij de geluidsstudent ervoor zorgt in ieder geval zo goed mogelijk bereikbaar te zijn.

uitwisseling van beeldmontage naar geluidsmontage

Indien op de eerste dag (zoals beschreven in de planning van het planningsoverleg) van de beeldmontage niet begonnen kan worden met de beeldmontage door de montagestudent, dan worden hiervan zo snel mogelijk (doch uiterlijk op die eerste dag) de productiestudent en daarna door de productiestudent: Teddy Boddy, instructeur-begeleider geluid (toestel 7342 kamer 2.27), Karin van den Heuvel, secretaresse geluid (toestel 7381 kamer 3.16) en René van Uffelen, studieleider montage (toestel 7335 kamer 2.03), op de hoogte gesteld, met vermelding van de reden en de mogelijkheden tot het inlopen van de verloren gegane tijd.

De geluidsstudent houdt zich op de hoogte van de voortgang van de productie tijdens de beeldmontage, waarbij tussentijds voor de beeldmontage belangrijk extra geluidsmateriaal kan worden aangeleverd en voor de geluidsnabewerking belangrijke aspecten van de beeldmontage kunnen worden besproken.
Indien er op enig moment tijdens de beeldmontage sprake is van achterstand t.o.v. de vastgestelde planning door het planningsoverleg, dan dienen René van Uffelen, de productiestudent, Teddy Boddy en Karin van den Heuvel hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gesteld door de montagestudent.
De regiestudent meldt de vertraging bij de studieleider regie, Annemiek van der Zanden (docu) (toestel 7356 kamer 3.05) of Colette Bothof (fictie) (toestel 7352 kamer 3.06) met vermelding van reden en mogelijkheden om toch op tijd (volgens de planning van het planningsoverleg) aan de geluidsnabewerking te kunnen beginnen.

De definitieve muziekkeuze dient tijdens de beeldmontage plaats te vinden zodat een geslaagde samenwerking tussen muziek en de uiteindelijke beeldmontage mogelijk is. Uiteraard is de regiestudent als eerste verantwoordelijk voor de muziekkeuze, eventueel in overleg met de andere disciplines, waarbij de muziek in bruikbare vorm (kwaliteit en inhoud) in de eerste week van de geluidsnabewerking beschikbaar en aanwezig is.
Dit betekent dat eventuele samenwerking met een componist in een zéér vroeg stadium (scenario, draaiboek en allereerste versie in de beeldmontage) moet worden geïnitieerd. Hierdoor kunnen geluidsnabewerking en muziek zo goed en functioneel mogelijk op elkaar worden afgestemd.
Voor vierdejaars producties zorgen de regie- en productiestudent, waar mogelijk met hulp van de geluidsstudent, ervoor dat alle in de film gebruikte muziek per gebruikt fragment is omschreven met titel, uitvoerende(n), componist, gebruikte lengte en catalogusnummer. Dit dient te geschieden d.m.v. een muziekgegevenslijst (verkrijgbaar via productie), die maximaal een week na het voltooien van de eindmix volledig ingevuld bij de studieleider productie of zijn vervanger wordt ingeleverd.
Op de voorlaatste dag (zoals beschreven in de planning van het planningsoverleg) van de beeldmontage hebben de geluidsstudent en de montagestudent contact met elkaar en spreken ze af op welk moment in de overdrachtweek de overdracht van het in de geluidsmontage benodigde materiaal zal plaatsvinden. Het tijdstip van deze overdracht dient controle van het overgedragen materiaal vóór het begin van de geluidsmontage (volgens de planning van het planningsoverleg) niet in de weg te staan.
De geluidsstudent stelt de productiestudent alsmede Teddy Boddy en Karin van den Heuvel op de hoogte van de uiteindelijke situatie na controle van het overgedragen materiaal. Bij geconstateerde gebreken worden ook de montagestudent en René van Uffelen of zijn vervanger ingelicht. De gebreken worden zo snel mogelijk en in ieder geval vóór het begin van de geluidsmontage verholpen door de montagestudent.

aanlevering materiaal van montage naar geluid
• definitieve beeldversie inclusief vóór- en eindtitels, niet langer dan de maximaal toegestane lengte voor de betreffende oefening of eindexamenfilm (inclusief vóór en eindtitels). Het ‘aflever’ medium is vooraf tussen montage- en geluidsstudent overeengekomen. De definitieve beeldversie wordt vooraf gegaan door ruimte voor een kleurenbalk (die in ieder geval daadwerkelijk aanwezig is op de definitieve vertoningskopie), o.a. t.b.v. de later toe te voegen referentiesignalen, en voorzien van een startleader met sync-markering, ná de eindtitels een eind-sync-markering (b.v. ‘wit’ beeldje) én tijdcode in beeld. De starttijdcode van het eerste beeld in de definitieve beeldversie (op digibeta en op de definitieve vertoningskopie) is minimaal 00.02.00.00 (kleurenbalk en startleader hiervoor), het eerste beeld en/of geluid kan dus pas beginnen op 00.02.00.00! De standaard syncpiep in de buitenschoolse filmwereld valt op de ‘2’ van de startleader (00.01.58.00), deze standaard wordt door de montagestudenten aangehouden bij al het materiaal dat aan de geluidsafdeling wordt afgeleverd.
• OMF 2 en zo compleet mogelijk geluid. Bij voorkeur wordt ál het geluid in een aparate map afgeleverd zodanig dat álle slates, takes, wildjes etc. direct beschikbaar zijn voor de geluidsstudent. Een alternatief kan zijn ‘copy media’ of ‘consolideren met handles’, deze laatste opties leveren echter alleen geluidsmateriaal dat daadwerkelijk voor de beeldmontage is gebruikt. Tijdcode, startleader sync-piep, eind sync-piep maken controle op synchroniciteit mogelijk. De sample frequentie van al het afgeleverde geluidsmateriaal is 48 kHz (de montagestudent dient bij het inladen van geluid van audio cd’s (standaard = 44.1 kHz) dit geluid te converteren naar 48 kHz).

uitwisseling van geluidsmixage naar beeldmontage
Vanwege de grote toename van het aantal beschikbare normen in de geluidspraktijk, behandelt onderstaande slechts een fractie van de bestaande mogelijkheden.

Het door de geluidsstudent af te leveren materiaal bestaat respectievelijk minimaal uit:
• bioscoopmix: geluidsmix bedoeld voor vertoning in een bioscoop waarbij een volledige dynamiek is toegestaan. Op de Filmacademie zijn het maximaal zes discrete sporen (5.1) en is voor projectie met discreet surround geluid in de bioscoop een kopie van het zes kanaals geluid nodig op de server met MONOPHONIC files van 48 kHz en 24 bits. Een andere mogelijkheid voor discreet surround geluid is een 35 mm filmkopie met Dolby Digital geluid (5.1 met datareductie (AC3));
• DVDmix: geluidsmix bedoeld voor vertoning vanaf DVD. In het algemeen een mix met een iets kleinere dynamiek voor gebruik in een ‘huiskamersituatie’, wel met zes discrete sporen en geschikt voor bassmanagement;
• theatermix: geluidsmix bedoeld voor festivalvertoning vanaf b.v. DigiBeta. Er zijn volgens de huidige normen dan maar twee audiosporen gangbaar. Hiertoe is de 5.1 mix via een Dolby Surround plug-in vertaald naar een LtRt mix (LinkstotaalRechtstotaal) die na decoderen resulteert in L/C/R en mono surround. Deze mix kan de volledige dynamiek gebruiken en is ook geschikt om ‘gewoon stereo’ te gebruiken;
• televisiemix: een geluidsmix bedoeld voor ‘uitzenden’ die, t.o.v. de bioscoopmix, een beperkte dynamiek heeft om goed aan te sluiten bij ander programmamateriaal. Deze mix moet voldoen aan de omroepnormen voor uitzending. Maximale uitsturing per spoor volgens deze omroepnorm op maximaal -9 dB FS, eigenlijk bedoeld als ‘0 dB PPM’, andere audiosporen dan A1 en A2 worden niet uitgezonden. Ook deze mix kan geschikt zijn voor Dolby Surround decoderen wanneer via de Dolby plug-in een LtRt mix gemaakt is.

Zorg bij alle mixen voor geschikte referentiesignalen zodat eventuele fouten zo snel mogelijk opgespoord kunnen worden. Referentietoon: 1000 Hz op –18 dB FS, referentieruis: roze ruis van 500-2000 Hz (bandbeperkt) op –18 dB FS (RMS). De referentiesignalen voor geluid stoppen uiterlijk op 00.01.50.00!!

eisen uitzendbanden geluid
(zie voor álle eisen het Service Level Agreement van de publieke omroep)
• Uitzendbanden zijn standaard DigiBeta;
• Starttijdcode 00.00.00.00, programma start 00.02.00.00 (eerste beeld en geluid dus pas mogelijk vanaf 00.02.00.00), tijdcode 25 b/s;
• VITC (Vertical Interval Time Code, tijdcode meegeschreven in het videosignaal) is identiek aan LTC (Longitudinal Time Code, analoog longitudinaal tijdcode spoor);
• Kleurenbalk met referentietoon tot 00.01.50.00, daarna tien seconden zwart met technische stilte;
• Referentietoon 1000 Hz, niveau -18 dB FS (= -9 dB PPM) tijdens de kleurenbalk, voor stereo geluidsmateriaal is de referentietoon de eerste vijf seconden alleen in het linker kanaal aanwezig (A1), ná vijf seconden in beide kanalen (A1 én A2).
• Geluidssignalen staan in fase op de band, maximale uitsturing tot -9 dB FS (eigenlijk 0 dB PPM) per kanaal;
• Kleurenbalk en referentietoon zijn gerelateerd aan het erop volgende programma;
• Uitzendbanden bevatten géén sync punten aan begin en eind (het geluid staat al synchroon bij het beeld).

De montagestudent en productiestudent zorgen ervoor dat ná aflevering van het geluid door de geluidsafdeling op de server, de tijdcode én de lengte en de plaats van het beeld ten opzichte van deze tijdcode niet meer veranderen!!

Uiteraard zijn er situaties denkbaar waarin dit protocol niet voorziet, handel dan in de geest van dit protocol; de beschikbare tijd in de geluidsnabewerking is beperkt, zorg dat hij ten volle creatief wordt benut ter meerdere eer en glorie van de film.

Delen