4. Ambachtelijk vermogen

De afgestudeerde IMVFX‐er bezit het vermogen om het brede scala aan disciplinegebonden instrumentele en ambachtelijke kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen in de vervaardiging van audiovisuele producties.

Algemene gedragsindicatoren

  • maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de kenmerken van en vereisten voor de verschillende soorten audiovisuele producties, zoals speelfilm, televisiefilm, korte speelfilm, dramaserie, documentaire en interactieve productie
  • maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de mogelijkheden van de filmische vormgeving om een verhaal te kunnen verbeelden; kan (mogelijke) werkingen van audiovisuele producties benoemen door rekening te houden met het primaire medium (theater, televisie en computer) en hieraan bijdragen via de bewuste inzet van audiovisuele middelen
  • analyseert audiovisuele producten en processen en maakt daarbij gebruik van zijn kennis van de film‐ en kunstgeschiedenis

Specifieke gedragsindicatoren

  • beoordeelt de psychologische en dramatische werking van het interactieve aspect van een programma
  • vertaalt het programmaconcept naar technische eisen ten aanzien van het hardwareplatform, de ontwikkelsoftware, het gebruik van statische en dynamische media (van te voren geproduceerde media of tijdens de interactie realtime gegenereerde media), de benodigde compressie voor de diverse media en de overall performance van het systeem
  • ontwerpt de visuele elementen voor de interface en houdt daarbij rekening met de dynamische of statische aard van die elementen
  • programmeert de interactie met behulp van een standaard auteursprogrammatuur en heeft daartoe voldoende inzicht in het ontwikkelen van code
  • maakt bij het gebruik van live‐video in interactieve toepassingen een inschatting van de consequenties voor de vormgeving, draaiperiode en afwerking
  • stemt de keuze voor mediavormen (geluid, grafiek, fotografie, tekst, bewegend beeld) voor een programma af op de beoogde dramatische werking
  • zorgt voor een goede debugging en een adequate testsituatie waarbij deelnemers het interactieve programma kunnen beleven en verwerkt de publiekreacties in bruikbare suggesties ter verbetering
  • adviseert bij het gebruik van visual effects in de mogelijke combinaties tussen live action en digitale beeldbewerking, ook in verband met de consequenties voor de voorbereiding, draaiperiode en afwerking
  • beoordeelt de technische en productionele haalbaarheid van de postproductie voor wat betreft de visual effects
  • beheerst de programmatuur voor 2D animatie en 2D compositing technieken op frame‐niveau, waarmee het beeld kan worden gemanipuleerd
  • beheerst de programmatuur voor 3D modelling, animatie en rendering gericht op het maken van een virtuele ruimte en objectanimatie
  • maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de maatschappij en cultuur
  • maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de dramaturgie
  • zet researchvaardigheden in voor het uitwerken van een idee voor een interactief multimedia programma
  • zet zijn kennis in van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van de digitale beeldbewerking en interactieve programmavormen
Delen