Naar inhoud
Nederlandse FilmacademieNederlandse FilmacademieNederlandse Filmacademie
Nederlandse FilmacademieNederlandse FilmacademieNederlandse FilmacademieNederlandse FilmacademieNederlandse FilmacademieNederlandse Filmacademie

Studiegids

Archief
 

onderwijs- en examenregeling (OER) 2015 - 2016

bacheloropleiding nederlandse filmacademie

als bedoeld in artikel 7.13 Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW)

PDF-versie

       inhoudsopgave

artikel 1: reikwijdte

  1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de beoordelingen/tentamens en de examens van de HBO bacheloropleiding Film en televisie, die wordt verzorgd door de Nederlandse Filmacademie (NFA, faculteit Film van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).
  2. Deze OER is vastgesteld op 18 mei 2015 door de directeur van de Nederlandse Filmacademie na verkregen instemming van de Faculteitsraad op 11 mei 2015.
  3. Deze regeling geldt vanaf 1 september 2015 tot de vaststelling van een vernieuwde versie en is van toepassing voor alle studenten van de opleiding, ongeacht het jaar waarin zij met de opleiding zijn begonnen. In het geval van grote wijzigingen ten opzichte van eerdere versies van de OER, wordt voor de zittende studenten een overgangsregeling getroffen.

artikel 2: duur, structuur en voertaal

  1. De opleiding heeft een vierjarig curriculum (240 studiepunten), dat is opgedeeld in een propedeusejaar en een driejarige hoofdfase.
  2. De opleiding wordt voltijds aangeboden.
  3. De structuur van het onderwijs staat vermeld in de studiegids, waarin ook een beschrijving van de programmaonderdelen is opgenomen.
  4. De voertaal binnen de opleiding is Nederlands. Internationale studenten moeten het Nederlands beheersen in woord en geschrift.
  5. Daarnaast is voldoende beheersing van de Engelse taal noodzakelijk, gezien de veelal Engelstalige vakliteratuur. 

artikel 3: begripsbepalingen

  • Afstudeerrichting : postpropedeutisch onderwijsprogramma, gericht op specialisme
  • Bacheloroverleg: de gezamenlijke vergadering van alle studieleiders van de Bacheloropleiding onder voorzitterschap van het Hoofd Bachelor.
  • Beoordeling/tentamen/examen: een onderzoek naar de competenties van de student evenals de uitkomst van dat onderzoek.
  • College van Bestuur: bevoegd gezag van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
  • Commissie van examinatoren/beoordelingsvergadering: de daartoe door de examencommissie aangewezen studieleider (voorzitter) en docenten, belast met het afnemen van beoordelingen, tentamens en/of examens.
  • Decaan: studentenadviseur op het gebied van studieomstandigheden, persoonlijke en financiële vragen/problemen en studievoortgang.
  • Examencommissie: als bedoeld in artikel 7.12 WHW, onder meer belast met het benoemen van de (commissies van) examinatoren, het toezicht houden op de kwaliteit van beoordelingen, tentamens en examens, het verlenen van vrijstellingen, het optreden tegen fraude, het geven van richtlijnen en aanwijzingen aan de (commissies van) examinatoren / beoordelingsvergadering en het uitreiken van getuigschriften.
  • Faculteit: organisatorische eenheid binnen de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, hier in concreto: de Filmacademie.
  • Faculteitsdirectie: als bedoeld in hoofdstuk 7 van het bestuursreglement van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en is eindverantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de hogeschool in het algemeen en van de faculteit in het bijzonder evenals met de leiding van de dagelijkse gang van zaken.
  • Faculteitsraad: Deelmedezeggenschapsraad waarin zowel medewerkers als studenten vertegenwoordigd zijn.
  • Hoofd Bachelor: is (gedelegeerd) verantwoordelijk voor de inrichting van de organisatie en de werkprocessen van de bacheloropleiding en bewaakt dat er gewerkt wordt zoals bedoeld en afgesproken.
  • Hoofdfase: driejarig programma van de afstudeerrichting.
  • Opleiding: bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, lid 2a WHW.
  • Persoonlijk studietraject: een individueel aangepast studieprogramma naar aanleiding van bijzondere omstandigheden of behoeften van de student, en goedgekeurd door de examencommissie.
  • Propedeuse: het eerste jaar van het curriculum, bestaande uit een algemeen programma en de voorbereiding op de afstudeerrichting.
  • Studieleider: de verantwoordelijke van de betreffende afstudeerrichting, daartoe gemachtigd door de directie van de Nederlandse Filmacademie.
  • Student: hij of zij die is ingeschreven aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten ten behoeve van het volgen van het onderwijs en/of het deelnemen aan beoordelingen en examens van de bovengenoemde opleiding en afstudeerrichtingen.
  • WHW: de Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.

artikel 4: doel en inhoud van de opleiding

  1. De bacheloropleiding Film en televisie heeft tot doel studenten op te leiden tot nationaal en internationaal toonaangevende, ondernemende makers van mediaproducties voor diverse platforms en die daarbij als vakmensen in samenwerkingsverbanden hun eigen creativiteit en expertise kunnen inzetten.
  2. De opleiding kent de volgende afstudeerrichtingen: cinematography, interactieve media/visual effects (imvfx), montage, productie, production design, regie documentaire, regie fictie, scenario en sound design.
  3. De opleiding hanteert de landelijk vastgestelde competenties (kwalificatiestelsel kunstonderwijs).
  4. Daarbinnen zijn per afstudeerrichting competenties vastgesteld die een student zich bij beëindiging van de studie en bij toekenning van het getuigschrift van de opleiding, moet hebben verworven. De competenties zijn te vinden in de studiegids. 

artikel 5: examens

  1. Aan het einde van het eerste studiejaar vindt het propedeutisch examen plaats, en aan het einde van het vierde studiejaar het afsluitend examen.

artikel 6: toelating

  1. Toelaatbaar tot de opleiding zijn kandidaten met een minimale vooropleiding van MBO4, HAVO, of VWO. Een kandidaat die niet over een van deze vooropleidingdiploma’s beschikt, kan na het behalen van een theoretische toelatingstoets (‘colloquium doctum’) worden toegelaten.
  2. Naast deze algemene vooropleidingseisen vindt selectie plaats op potentie/talent voor de opleiding met het oog op een vooraf bepaalde afstudeerrichting. Een toelatingscommissie selecteert op de volgende in de ministeriële regeling [1] vastgelegde eisen:
    a.    creërend vermogen: ontwikkelbare creatieve, vormgevende en verhalende vaardigheden;
    b.    beeldend vermogen: artistieke ideeën tot uitdrukking brengen in een audiovisuele vorm;
    c.    fascinatie voor het vakgebied: basiskennis van film, televisie en nieuwe media en een brede culturele en maatschappelijke belangstelling;
    d.    oorspronkelijkheid, eigenzinnigheid, overtuigingskracht en reflectief vermogen;
    e.    vermogen tot samenwerken die blijkt uit: persoonlijkheid, werkervaring, toelichting op ingestuurd werk, gesprek of assessment.
  3. Buitenlandse kandidaten dienen een taaltoets (Nederlands en eventueel Engels) af te leggen.
  4. Toelating geldt uitsluitend voor het aansluitende studiejaar.
  5. Indien de kandidaat is toegelaten tot de opleiding en staat ingeschreven als student, verbindt hij zich daarmee aan de doelen en het programma van de opleiding en verplicht hij zich hiermee tot aanwezigheid en actieve participatie bij alle programmaonderdelen zoals vermeld in de studiegids, tenzij er sprake is van vrijstellingen zoals bedoeld in artikel 18.

[1] Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007, publicatie Staatscourant 4421, 15 maart 2011

artikel 7: toegang tot de beoordeling en absentie

  1. In de studiegids worden per onderwijseenheid eventuele aanwezigheidseisen aangegeven.
  2. Indien een student niet aan de aanwezigheidseisen voldoet, wordt hij/zij in beginsel niet toegelaten tot de beoordeling of evaluatie van het betreffende programmaonderdeel en/of de integrale beoordeling.
  3. Indien een student niet aan de aanwezigheidseisen voldoet kan de studieleider in geval van persoonlijke omstandigheden (zoals ziekte, lichamelijke, functiestoornissen, bijzondere omstandigheden of zwangerschap) en naar aanleiding van door de student verschafte informatie, alsnog besluiten de student toegang te verlenen tot de beoordeling of evaluatie. Waar nodig stelt de commissie van examinatoren / beoordelingsvergadering eisen aan het verdere studieverloop van de student.
  4. Indien sprake is van verhindering van deelname aan een beoordeling of evaluatie wegens geldige reden, kan de commissie van examinatoren/ beoordelingsvergadering besluiten de gemiste beoordeling alsnog te doen plaatsvinden. Als geldige reden worden in ieder geval aangemerkt de persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het derde lid, en overmacht.

artikel 8: inrichting van de opleiding

  1. De opleiding heeft een cursusduur van vier jaar. Het opleidingsprogramma kent een studielast van 240 studiepunten, waarbij een student in staat wordt gesteld ieder leerjaar met 60 studiepunten af te sluiten.
  2. De propedeuse en de driejarige afstudeerrichtingen zijn in onderwijseenheden onderverdeeld, zodat de student het totaal aantal studiepunten van 60 per leerjaar, gefaseerd kan halen. Voor de onderverdeling van de diverse studieprogramma’s wordt verwezen naar de digitale studiegids van de opleiding. In deze gids staan de programma’s beschreven, waaronder werkvormen en contacturen, evenals de diverse tentamens, examens en de praktische oefeningen en de volgorde waarin deze kunnen worden gedaan, alsook de normen waaraan een student voor toekenning van de credits moet voldoen.

artikel 9: toetsing en beoordeling

  1. De vorm van de toets en de beoordelingsnorm van de studieonderdelen staan beschreven in de digitale studiegids.
  2. Tentamens en examens zijn besloten. De presentatie van het eindexamenwerk is openbaar. Nadere regels over de gang van zaken tijdens schriftelijke tentamens en over het inleveren van schriftelijk werk zijn apart beschreven in Tentamenregels NFA.

artikel 10: de examencommissie

  1. De examencommissie wordt benoemd door het College van Bestuur op voordracht van de faculteitsdirecteur.
  2. De examencommissie is verantwoordelijk voor:
    a.    het vaststellen of een student voldoet aan de voorwaarden die de Onderwijs- en examenregeling (OER) stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad;
    b.    het namens het College van Bestuur uitreiken van het diploma en verlenen van de betreffende graad;
    c.    het verlenen van vrijstellingen;
    e.    het verlenen van toestemming voor een afwijkend persoonlijk studietraject;
    f.     het verlenen van specifieke aanpassingen in het onderwijsprogramma of de wijze van toetsing in het kader van Handicap en studie, conform het protocol H + S;
    g.    het aanwijzen van de examinatoren;
    h.    de afhandeling van klachten op het gebied van toetsing en beoordeling;
    i.      het verlenen van verklaringen aan studenten die tussentijds de opleiding verlaten;
    j.      het opleggen van sancties als fraude en/of plagiaat is geconstateerd.
  3. De examencommissie wijst de examinatoren aan voor tentamens en examens in de propedeutische fase (propedeusedocenten onder voorzitterschap van de studieleider van de propedeuse) en voor de tentamens en examens in de hoofdfase (interne en/of externe examinatoren onder voorzitterschap van de studieleiders van de afstudeerrichtingen).
  4. De commissies van examinatoren dragen zorg voor de beoordeling van de studenten. Daarnaast zijn de commissies van examinatoren verantwoordelijk voor de organisatie van de genoemde examens en voor de goede gang van zaken tijdens de examens. Data en tijdstippen van de tentamens en oefeningen, te bepalen door de commissies, worden algemeen bekend gemaakt middels publicatie in de digitale studiegids, het rooster en indien noodzakelijk van aanvullende informatie voorzien in memo’s. Elke student wordt geacht hiervan kennis te nemen.
  5. De examencommissie van de faculteit is bevoegd ten aanzien van de tentamens en de examens, als beschreven in deze Onderwijs- en Examenregeling, nadere regels te stellen.
  6. De examencommissie is bevoegd om in individuele gevallen in het voordeel van de student een uitzondering te maken op de Onderwijs- en Examenregeling, indien hier zwaarwegende redenen voor zijn.
  7. Op alle zaken met betrekking tot het propedeutisch en het afsluitend examen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de examencommissie.

artikel 11: propedeuseprogramma

  1. De inhoud van het programma staat beschreven in de digitale studiegids. De data, de tijden en de plaats (lokaal) van lessen, oefeningen en andere activiteiten staan in het digitale rooster. Daarin worden ook de data, tijden en plaats (lokaal) van tentamens en andere toetsvormen aangegeven.

artikel 12: propedeutisch examen

  1. Het propedeutisch examen bestaat uit de toetsing van alle onderdelen van het propedeuse onderwijs als vermeld in de studiegids;
  2. Deelname aan de voor het propedeusejaar vastgestelde beoordelingen is verplicht, met uitzondering van die onderdelen waarvoor de examencommissie vrijstelling heeft verleend.
  3. Indien in de propedeutische fase alle 60 studiepunten zijn behaald, is het propedeutisch examen met goed gevolg afgelegd en ontvangt de student het propedeusegetuigschrift.
  4. De examencommissie is belast met het uitreiken van het getuigschrift.
  5. Tentamens kunnen in beginsel, bij onvoldoende resultaat, gedurende hetzelfde studiejaar éénmalig worden herkanst en in het daarop volgende studiejaar nog éénmalig indien een verlengde propedeuse is goedgekeurd. Een tweede herkansingsmogelijkheid is niet aan de orde wanneer een afwijzend bindend studie advies als bedoeld in artikel 7.8b van de WHW wordt afgegeven.
  6. Voor praktische oefeningen geldt dat zij in beginsel niet kunnen worden herkanst in het studiejaar waar de praktische oefening deel van het jaarprogramma uitmaakt.
  7. Bij het niet kunnen herkansen van een praktische oefening door onmogelijkheden binnen de roostering dan wel een gebrek aan faciliteiten, formuleert de studieleider/propedeusecoördinator een vervangende opdracht voor de student, die wat betreft inhoud en studielast overeenkomt met de niet te herkansen oefening.
  8. Deelname aan de ten behoeve van het propedeusejaar vastgestelde tentamens en praktische oefeningen is verplicht, met uitzondering van die onderdelen waarvoor door de examencommissie vrijstelling is verleend
  9. Als geldige reden worden in ieder geval aangemerkt ziekte, zwangerschap, bijzondere omstandigheden of overmacht. Afzegging dient indien mogelijk van te voren plaats te vinden. Desgevraagd dienen schriftelijke bewijsstukken te worden overlegd.
  10. Indien zonder geldige reden niet is deelgenomen aan een toets, lessenreeks of een praktische oefening, wordt dat onderdeel beoordeeld met een 0 (nul) opdat duidelijk is dat van de betreffende toets, lessenreeks of oefening geen gebruik is gemaakt.
  11. Indien naar het oordeel van de studieleider/propedeusecoördinator sprake is van een geldige reden, stelt hij een nieuwe datum vast waarop de herkansing plaatsvindt.
  12. De uitslag van een tentamen wordt uiterlijk 3 weken na het afnemen ervan bekend gemaakt. Het bekend maken van de resultaten voor de praktijkoefeningen is afhankelijk van de jaarlijks te bepalen inroostering en evaluaties. De uitslag van de beoordeling van een opdracht wordt uiterlijk 3 weken na de aangegeven deadline bekend gemaakt. De uitslag van opdracht die ná de deadline zijn ingeleverd wordt bekend gemaakt zo gauw de betreffende beoordelaar tijd heeft gehad om tot een oordeel te komen.
  13. Gedurende het hele jaar is het voor studenten mogelijk hun studieresultaten in te zien in het digitale studievoortgangsysteem.
  14. Wanneer deze studiepunten worden gebaseerd op cijfers, wordt het cijfer 5,5 of hoger als voldoende aangemerkt en een 5,4 of lager als onvoldoende. Er wordt gewerkt met één decimaal en er wordt geen dubbele afronding toegepast. Een gemiddelde van 5,49 wordt afgekapt op 5,4 en is dus onvoldoende.

artikel 13: toelating hoofdfase

  1. Studenten die vóór 1 september alle onderdelen van de propedeuse met succes hebben afgerond én aan de specifieke eisen van hun afstudeerrichting voldoen, worden onvoorwaardelijk toegelaten tot het tweede jaar. Dit houdt wel in dat alle openstaande opdrachten vóór 10 augustus afgelegd of ingeleverd moeten zijn.
  2. Een specifieke eis van een afstudeerrichting kan zijn dat voor een bepaald onderdeel een strengere normering geldt dan bij de andere afstudeerrichtingen.  Daarnaast  kan in geval van voorwaardelijke toelating gelden dat bepaalde onderdelen minimaal behaald moeten zijn.
  3. Studenten die vóór 1 september minimaal 47 studiepunten hebben gehaald én voldoen aan de specifieke eisen van hun afstudeerrichting, komen in aanmerking voor een verlengde propedeuse en worden voorwaardelijk toegelaten tot het studieprogramma van het tweede jaar. Zij dienen vóór 1 februari van het tweede inschrijvingsjaar de 60 studiepunten van de propedeuse te behalen, anders ontvangt hij of zij alsnog een negatief bindend studieadvies. In dat geval wordt geen afzonderlijke voorafgaande schriftelijke waarschuwing gegeven; de verlengde propedeuse impliceert de waarschuwing.
  4. Studenten die vóór 1 september minder dan 47 studiepunten hebben gehaald of niet voldoen aan de specifieke eisen van hun afstudeerrichting krijgen een negatief bindend studieadvies (nbsa), uitgezonderd wat hierna onder 13.6 staat.
  5. De specifieke eisen per afstudeerrichting zijn de volgende:
    cinematography:
    - introductie en basistheorie cinematography: voldoende volgens strengere normering,
    IMVFX
    - introductie production design en IMVFX: voldoende,
    - digitale oefening ‘de verbeelding’: voldoende,
    montage
    - film-, televisie- & mediageschiedenis I, voldoende volgens strengere normering,
    - film-, televisie- & mediageschiedenis II, voldoende volgens strengere normering,
    - tentamen geluidstheorie: voldoende volgens strengere normering,
    - opdracht geluidsanalyse: voldoende volgens strengere normering,
    - tentamen montagetheorie: voldoende volgens strengere normering,
    productie
    - introductie scenario: voldoende,
    - introductie regie en productie: voldoende,
    production design: geen, 
    regie
    - introductie scenario: voldoende,
    - introductie regie en productie: voldoende,
    - documentaire oefening: voldoende,
    - fictie oefening: voldoende,
    scenario: geen,
    sound design
    -
    tentamen geluidstheorie: voldoende volgens strengere normering,
    - opdracht geluidsanalyse : voldoende volgens strengere normering.
  6. In zeer uitzonderlijke gevallen kan een studieleider een student die het onderdeel specialisatie nog niet heeft behaald maar wel minimaal 36 studiepunten heeft behaald, beslissen deze student toch  geen negatief bindend studieadvies te geven. De student komt dan in aanmerking voor een verlengde propedeuse en wordt voorwaardelijk toegelaten tot het tweede jaar. In dit geval ontvangt de student van de studieleider een persoonlijk studietraject waarin is aangegeven op basis van welke onderdelen of activiteiten de studieleider alsnog tot een beoordeling voor het onderdeel specialisatie komt. Dit persoonlijk studietraject (PST) moet goedgekeurd worden door de examencommissie. 
    Betreffende student dient daarnaast andere ontbrekende onderdelen van de propedeuse vóór 1 februari van het tweede inschrijvingsjaar behaald te hebben, anders ontvangt hij of zij alsnog een negatief bindend studieadvies.

artikel 14: negatief bindend studieadvies

  1. Elke student wordt aan het einde van de propedeutische fase geadviseerd over het vervolg van de opleiding.
  2. Studenten die in het eerste jaar van inschrijving minder dan 47 studiepunten hebben onvoldoende blijk gegeven van hun geschiktheid. Zij krijgen daarom een negatief bindend studieadvies (nbsa). De afwijzing is bindend, voor onbepaalde tijd, en houdt in dat de student niet opnieuw kan worden ingeschreven voor dezelfde bacheloropleiding bij de hogeschool waarvoor de afwijzing is gegeven.
  3. Het negatief bindend studieadvies wordt gegeven door de faculteitsdirectie namens het College van Bestuur.
  4. Indien een student door bijzondere persoonlijke omstandigheden niet in staat was meer dan 47 studiepunten te halen, kan de directie overwegen (nog) uitstel te verlenen. In voorkomende gevallen ontvangt de student van de studieleider een persoonlijk studietraject. Daarin is in ieder geval bepaald op welke wijze, in welke volgorde en volgens welk tijdpad de deficiënties van de propedeutische fase dienen te zijn weggewerkt.
    Bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn:
    a.    ziekte van betrokkene;
    b.    lichamelijke of andere functiestoornissen van betrokkene;
    c.    zwangerschap van betrokkene;
    d.    bijzondere omstandigheden;
    e.    het lidmaatschap van de Hogeschoolraad of de Faculteitsraad;
    f.     andere door de hogeschool aan te geven omstandigheden waarin betrokkene activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de hogeschool;
    g.    het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel van een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit.
  5. Bij organisaties als hierboven bedoeld komen uitsluitend de functies van voorzitter, penningmeester en secretaris of een combinatie ervan in aanmerking.
  6. Als tijdens de eerste semesterbeoordeling blijkt dat de studieresultaten van een student achterblijven, wordt deze er door de studieleider van de Propedeuse en/of de eigen studieleider van de afstudeerrichting mondeling op geattendeerd dat dit resultaat tot een negatief bindend studieadvies kan leiden.
  7. Zo snel mogelijk, doch uiterlijk voor 1 april van het lopende studiejaar ontvangt de student die niet voldoet aan de beschreven vereisten een schriftelijke waarschuwing van de faculteitsdirectie dat hij mogelijk aan het eind van het studiejaar een negatief bindend studieadvies zal ontvangen.
  8. In uitzonderlijke gevallen, indien er pas na 1 april sprake is van aanzienlijke verslechtering van de studieresultaten, kan tot uiterlijk acht werkbare weken vóór 1 september een schriftelijke waarschuwing worden afgegeven. Niet later, omdat de gegeven termijn van acht weken voor de student minimaal nodig is om zijn resultaten nog te kunnen verbeteren.
  9. De decaan, de studieleider propedeuse en de studieleider van de toekomstige afstudeerrichting worden op de hoogte gesteld van deze schriftelijke waarschuwing en kunnen naar aanleiding daarvan het initiatief nemen advies uit te brengen aan de faculteitsdirectie.
  10. Als de faculteitsdirectie de intentie heeft namens het College van Bestuur een negatief bindend studieadvies te geven, stelt zij het decanaat schriftelijk in kennis van dit voornemen.
  11. De student wordt zowel mondeling als schriftelijk van het voornemen op de hoogte gesteld en geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vijf dagen na dagtekening eventuele persoonlijke omstandigheden als hierboven bedoeld, te bespreken met de decaan. Indien een student gebruik maakt van deze mogelijkheid brengt het decanaat op basis daarvan zo spoedig mogelijk advies uit aan de faculteitsdirectie.
  12. De student die melding maakt van persoonlijke omstandigheden voorziet het decanaat van de benodigde bewijsstukken. Bij ziekte, functiestoornissen of zwangerschap van de student, dient een (geneeskundige) verklaring te worden overlegd.
  13. De faculteitsdirectie legt, eventueel met advies van de decaan, het voornemen tot het geven van een negatief bindend studieadvies voor aan het College van Bestuur, onder overlegging van het volledige dossier. Het College van Bestuur beslist in deze gevallen over het verstrekken van het negatief bindend studieadvies en deelt zijn beslissing schriftelijk aan de student mee, met afschrift aan de faculteitsdirectie en de studentendecaan.
  14. Indien de student geen gebruik maakt van de mogelijkheid een gesprek aan te gaan met de decaan deelt de directie zijn beslissing schriftelijk aan de student mee, met afschrift aan de studentendecaan.
  15. Het negatief bindend studieadvies wordt gegeven aan het einde van de laatste onderwijsperiode, doch uiterlijk 15 juli van het lopende studiejaar. Indien sprake is van verlenging of van herhaling van het propedeusejaar, wordt de afwijzing eerst gegeven aan het einde van het voor de student vastgestelde onderwijsprogramma van de propedeuse, tenzij de studievoortgang daartoe eerder aanleiding geeft.
  16. Verzending geschiedt naar het adres zoals dat laatstelijk door de betrokkene is doorgegeven aan de centrale studentenadministratie.
  17. In het besluit van de faculteitsdirectie, dan wel het College van Bestuur wordt gewezen op de mogelijkheid beroep aan te tekenen (binnen 6 weken) bij het College van Beroep voor de examens ex art.7.60 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.
  18. Een negatief bindend studieadvies kan worden gegeven zolang de student in de propedeutische fase is ingeschreven.
  19. Als een student met een verlengde propedeuse er niet in slaagt vóór 1 februari alle 60 studiepunten behorend bij het onderwijs van de propedeutische fase te behalen, ontvangt hij van de examencommissie alsnog een negatief bindend studieadvies. In dit geval is geen afzonderlijke schriftelijke waarschuwing vereist. De verlengde propedeuse geldt als waarschuwing.
  20. Wanneer een student een persoonlijk studietraject als bedoeld in Art.13.6 krijgt is daarin bepaald op welke wijze, in welke volgorde en volgens welk tijdpad de deficiënties van de propedeutische fase dienen te zijn weggewerkt. Mocht het de student niet lukken dit traject goed af te ronden dan ontvangt hij van de examencommissie alsnog een negatief bindend studieadvies. In dit geval is geen afzonderlijke schriftelijke waarschuwing vereist. Het persoonlijk studietraject geldt als waarschuwing.
  21. Het propedeuse examen dient te allen tijde binnen twee jaar te worden behaald.

artikel 15: programma en toetsing hoofdfase

  1. Voor de inhoud, tijdstippen van tentamens en oefeningen, evenals de wijze waarop deze worden afgenomen c.q. ingericht en de aandachtsgebieden bij toetsing van de student, wordt verwezen naar de studiegids van de opleiding.
  2. De opleiding kan worden afgesloten nadat de propedeuse is behaald en alle studieonderdelen van het tweede, derde en vierde leerjaar met een voldoende beoordeling zijn afgesloten.
  3. Tentamens die worden afgenomen, bieden - bij onvoldoende resultaat - gedurende hetzelfde studiejaar één herkansingsmogelijkheid en in volgende studiejaren van de hoofdfase vindt nog eenmaal één herkansingsmogelijkheid plaats. Voor praktische oefeningen geldt dat zij in beginsel niet kunnen worden herkanst in het studiejaar waar de praktische oefening deel van het jaarprogramma uitmaakt.
  4. Opdrachten en verslagen die niet tijdig zijn ingeleverd, worden beoordeeld met een nul.
  5. Er wordt geen gelegenheid tot herkansing in het lopende studiejaar geboden indien zonder geldige reden niet is deelgenomen aan een lessenreeks, tentamen of een praktische oefening.
  6. Over de mogelijkheid c.q. noodzakelijkheid tot herkansing van een praktische oefening, beslist de commissie van examinatoren. Bij het niet kunnen herkansen van een praktische oefening door onmogelijkheden binnen de roostering dan wel het gebrek aan faciliteiten, formuleert de studieleider een vervangende opdracht voor de student, die wat betreft inhoud en studielast overeenkomt met de niet te herkansen oefening.
  7. Deelname aan de voor de hoofdfase vastgestelde tentamens en praktische oefeningen is verplicht, met uitzondering van die onderdelen waarvoor door de examencommissie vrijstelling is verleend.
  8. Indien zonder geldige reden niet is deelgenomen aan een tentamen, lessenreeks of een praktische oefening, wordt dat onderdeel beoordeeld met een 0 (nul). Indien naar het oordeel van de studieleider/propedeusecoördinator sprake is van een geldige reden, stelt hij een nieuwe datum vast waarop de herkansing plaatsvindt.
  9. Als geldige reden voor afwezigheid worden in ieder geval aangemerkt ziekte, zwangerschap, bijzondere omstandigheden of overmacht. Afzegging dient indien mogelijk van te voren plaats te vinden. Desgevraagd dienen schriftelijke bewijsstukken te worden overlegd.
  10. De uitslag van een tentamen, wordt uiterlijk 3 weken na het afnemen ervan bekend gemaakt. De uitslag van de beoordeling van een opdracht wordt uiterlijk 3 weken na de aangegeven deadline bekend gemaakt. De uitslag van opdrachten die na de deadline zijn ingeleverd wordt bekend gemaakt zo gauw de betreffende beoordelaar tijd heeft gehad om tot een oordeel te komen. Het bekend maken van de resultaten voor de praktijkoefeningen is afhankelijk van de jaarlijks te bepalen inroostering en evaluaties.
  11. Gedurende het hele jaar is het voor studenten mogelijk hun studieresultaten in te zien in het studievoortgangsysteem. Als studiepunten gebaseerd zijn op cijfers, wordt evenals in het propedeutisch jaar een cijfer 5,5 of hoger als voldoende aangemerkt en een cijfer 5,4 of lager als onvoldoende. Er wordt gewerkt met één decimaal en er wordt geen dubbele afronding toegepast. Een gemiddelde van 5,49 wordt afgekapt op 5,4 en is dus onvoldoende.
  12. Deelname aan het onderwijs van het derde leerjaar staat open voor de student die vóór 1 september 47 studiepunten of meer heeft behaald van het onderwijs van het tweede leerjaar (en in het bezit is van het propedeusegetuigschrift). Voor deelname aan de derdejaars praktische oefeningen is bovendien vereist dat de gezamenlijke tweedejaars praktische oefeningen (of de herkansingsopdracht) met goed gevolg zijn afgesloten. Deze vereisten zijn van overeenkomstige toepassing op deelname aan het onderwijs van het vierde leerjaar, met dien verstande dat alle onderdelen van het tweede leerjaar dienen te zijn afgerond en 47 studiepunten van het 3e leerjaar moeten zijn behaald. Uitzonderlijke situaties worden altijd ter beoordeling aan de examencommissie voorgelegd.
  13. Indien in het tweede of derde leerjaar minder dan 47 studiepunten zijn behaald, kan de student niet door naar het volgend studiejaar en stelt de studieleider van de desbetreffende afstudeerrichting, gehoord de student die het aangaat, zo spoedig mogelijk een persoonlijk studietraject op. Daarin wordt bepaald op welke wijze evenals in welke volgorde en volgens welk tijdpad de zich alsdan voordoende deficiënties dienen te worden weggenomen.
  14. Dit studietraject wordt ter goedkeuring aan de examencommissie voorgelegd. De examencommissie beslist uiterlijk vier weken na de datum waarop het traject aan haar is voorgelegd.

artikel 16: afsluitend examen en getuigschrift

  1. Het afsluitend examen van de opleiding bestaat eruit dat de student alle onderdelen van de propedeuse en de hoofdfase met tenminste een voldoende heeft afgesloten en de bijbehorende studiepunten heeft behaald. Het gaat om 240 studiepunten.
  2. Als laatste proeve van bekwaamheid (eindwerk) maken studenten één of meerdere eindexamenfilm(s).
  3. Elke eindexamenfilm film is een gezamenlijk product, maar studenten worden individueel beoordeeld op hun specifieke individuele bijdrage aan de realisering van de films.
  4. De studenten regie fictie, regie documentaire en scenario werken aan één film; studenten van de andere afstudeerrichtingen werken vaak aan meerdere films.
  5. Twee afstudeerrichtingen hebben naast de eindexamenfilm een tweede eindwerk: Scenariostudenten maken ook nog een scenario voor een speelfilm van anderhalf uur en studenten Production Design realiseren ook als eindwerk een autonoom ruimtelijk werk waarmee ze hun persoonlijke handtekening als vormgever uitdrukken.
  6. Na het behalen van ten minste 240 studiepunten van het onderwijsprogramma van de opleiding, wordt het getuigschrift door de examencommissie aan de student uitgereikt, mits door de student aan alle verdere voorwaarden is voldaan.
  7. Het getuigschrift geeft de afgestudeerde het recht de graad van Bachelor of Arts te voeren. De graad wordt op het getuigschrift vermeld. Bij het getuigschrift wordt een Engelstalig supplement afgegeven.

artikel 17: vrijstellingen

  1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen voor een of meer programmaonderdelen als een student de competenties of doelen en de inhoud van het betreffende onderdeel al heeft verworven. De student moet dit aantonen met bewijzen. Er zijn twee mogelijkheden:
    a.    een behaald programmaonderdeel van een vergelijkbare studie, genoten aan een andere HBO-instelling of een universiteit, dat qua inhoud en studielast vergelijkbaar is, zulks ter beoordeling aan de examencommissie, of
    b.    een bewijs van elders verworven competenties van vergelijkbaar niveau en verworven binnen een relevante (beroeps)context, zulks ter beoordeling van de examencommissie.
  2. De student vraagt een vrijstelling aan volgens de Procedure aanvragen vrijstellingen en alternatieve leerroute.
  3. De betreffende studieleider geeft de examencommissie een advies over de betreffende aanvraag.
  4. De examencommissie beslist uiterlijk binnen vier weken, waarbij de vakantieperiodes niet worden meegerekend.

artikel 18: alternatieve leerroute

  1. Als de artistieke ontwikkeling van een student daar aanleiding toe geeft, kan hij een alternatieve leerroute volgen, bijvoorbeeld door een of meer programmaonderdelen te vervangen door andere. De alternatieve route dient dan wel van gelijke omvang en zwaarte te zijn en passen bij de aard en inrichting van het studieprogramma als geheel.
  2. De studieleider en de betreffende student onderzoeken samen welke onderdelen op welke manier door een alternatief vervangen kunnen worden.
  3. De student vraagt aan de examencommissie toestemming voor de alternatieve leerroute volgens de Procedure aanvragen vrijstellingen en alternatieve leerroute. De aanvraag moet voorzien zijn van een positief advies van de betreffende studieleider.
  4. De examencommissie beslist uiterlijk binnen vier weken, waarbij de vakantieperiodes niet worden meegerekend.

artikel 19: geldigheidsduur behaalde studieresultaten bij studievertraging

  1. Indien een studieresultaat uit de hoofdfase langer dan 48 maanden geleden is behaald, kan de examencommissie, als de eerder getoetste kennis en vaardigheden niet meer actueel zijn, besluiten dat het resultaat niet meer geldig is en op voorstel van de studieleiding, besluiten dat het (de) betreffende studieonderdeel (studieonderdelen) opnieuw moeten worden gevolgd, c.q. een aanvullende opdracht moet worden gemaakt.

artikel 20: tijdelijke studieonderbreking

  1. Een student kan, eventueel in overleg met de decaan, een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij de studieleiding om de studie voor een bepaalde periode te onderbreken.
  2. Vanwege de planning van het volgende studiejaar dient dit verzoek, tenzij het een student betreft die alle ‘gezamenlijke oefeningen’ reeds heeft afgerond, te worden ingediend vóór 1 mei van het lopende studiejaar (behoudens overmacht).
  3. Het Bacheloroverleg adviseert of het verzoek om een tussentijdse studieonderbreking kan worden gehonoreerd. Het kan zijn dat een verzoek tot studieonderbreking wordt afgewezen vanwege onmogelijkheden binnen de roostering dan wel het gebrek aan faciliteiten in het volgende studiejaar.
  4. Bij een positief besluit worden, voorafgaand aan de periode van studieonderbreking, door de studieleider en de student afspraken gemaakt en op schrift gesteld over het moment waarop en de voorwaarden waaronder de student recht heeft op voorzetting van de opleiding.
  5. Voorwaarde voor studieonderbreking is dat de student zich uitschrijft.
  6. De maximale duur van een geoorloofde studieonderbreking is 24 maanden.
  7. Indien de student de afgesproken periode van de studieonderbreking verlengt zonder toestemming van de studieleiding, ook als deze binnen de maximale periode van 24 maanden valt, dient de student opnieuw een toelatingsprocedure te doorlopen.
  8. Voor het afnemen van de toelatingsprocedure wordt door de studieleiding een selectiecommissie ingesteld die bepaalt of, en zo ja op welk niveau een student kan herinstromen en welke studieonderdelen nog moeten worden (over)gedaan uit de daaraan voorafgaande studiefase. Dit voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie.
  9. De examencommissie kan bij terugkeer van de student na een tijdelijke studieonderbreking de aanvullende voorwaarde verbinden dat de student achterstallig werk dat volgens het reguliere onderwijsprogramma tijdens het onderbroken studiejaar had dienen te worden afgerond, alsnog ter beoordeling van de studieleiding ter beschikking stelt. Daarbij kan de examencommissie een termijn stellen.
  10. Een student die zonder de toepassing van de bepalingen onder lid 1 t/m 4 de studie tussentijds onderbreekt, wordt beschouwd als studiestaker en heeft geen recht op terugkeer. Een verzoek om een toelatingsprocedure met het oog op herinstroom kan in dit geval door de studieleiding worden afgewezen.
  11. Indien een student langer dan 24 maanden zijn studie wenst te onderbreken, met toestemming van de studieleiding, zal bij hervatting van de studie door de examencommissie (na advies van de studieleiding) worden bepaald of de eerder behaalde kennis en vaardigheden nog actueel zijn of dat er een aantal aanvullende opdrachten dienen te worden verricht om deze verouderde kennis te actualiseren. De examencommissie beslist over de aanvullende opdrachten op basis van een voorstel van de studieleider.
  12. Bij studieonderbreking als gevolg van ziekte of persoonlijke omstandigheden zijn bovengenoemde artikelen van overeenkomstige toepassing.
  13. In gevallen waarin deze procedure niet voorziet, beslist de examencommissie op voorstel van de studieleiding. 

artikel 21: studeren met een functiebeperking

  1. Studenten met een functiebeperking kunnen via de studentendecaan bij de examencommissie een verzoek indienen om aanpassingen in het onderwijs en bij de tentaminering of examinering, zoals verlenging van de tijdsduur van het tentamen, toestaan van het gebruik van bepaalde hulpmiddelen, of het tentamen in een aangepaste vorm doen (zoals mondeling in plaats van schriftelijk).
  2. De examencommissie beslist welke aanpassingen voor een bepaalde student noodzakelijk zijn. De directeur beslist over de toekenning.

artikel 22: Fraude en plagiaat

  1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
  2. Fraude is onder meer het afkijken tijdens tentamens, het gebruik van niet geoorloofde communicatiemiddelen (tijdens tentamens en examens), en het manipuleren van gegevens (wijzigen, vervalsen, weglaten, toevoegen, verwijderen) in documenten en digitale middelen.
  3. Plagiaat is onder meer het zonder bronvermelding overnemen van beeldmateriaal, geluids- of tekstmateriaal of het voor eigen werk laten doorgaan van andermans beeldmateriaal, teksten, gegevens of ideeën.
  4. Indien een docent, examinator of surveillant bij de uitvoering van een opdracht, een tentamen of een andere beoordelingsvorm fraude of plagiaat van de zijde van de student vermoedt, doet hij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de examencommissie.
  5. De examencommissie beslist binnen twee weken over te nemen maatregelen.
  6. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het aangaat is gehoord althans daartoe behoorlijk is opgeroepen. Van het horen wordt een verslag gemaakt.
  7. De beslissing van de examencommissie wordt op schrift gesteld en kan inhouden dat de student gedurende een door haar te bepalen termijn het recht wordt ontnomen het desbetreffende onderdeel waarbij fraude of plagiaat is vastgesteld opnieuw af te leggen. Bij fraude of plagiaat kan definitieve verwijdering als sanctie worden opgelegd. De beslissing kan zich tevens uitstrekken over onderdelen die op hetzelfde vak of vakcluster betrekking hebben.
  8. De examencommissie schrijft de examinator voor dat het onderdeel waarbij is gefraudeerd of geplagieerd met het cijfer 0 (nul) wordt beoordeeld. De beslissing vermeldt de mogelijkheden van bezwaar of beroep evenals de daarvoor geldende termijnen.
  9. Indien fraude of plagiaat plaatsvindt met medewerking van een medestudent is deze laatste medeplichtig; hiervoor gelden overeenkomstige procedures en sancties. 

artikel 23: Ordeverstoring en -maatregelen

  1. Indien een student door zijn gedragingen, uitlatingen of door systematische ongeoorloofde afwezigheid de voortgang van zijn eigen leerproces en/of dat van zijn medestudenten verstoort, wordt hij door de leiding hierop aangesproken en dringend verzocht om zijn gedrag aan te passen en zijn studieprogramma op gepaste wijze te vervolgen.
  2. Als dit gesprek binnen afzienbare tijd (een tot twee weken) niet tot onder lid 1 genoemde aanpassingen leidt of indien de student keer op keer moet worden aangesproken op de onder lid 1 genoemde gedragingen, kan de studieleiding, na advies van de decaan, de directie vragen om, in lijn met de huisregels zoals opgenomen in de studiegids, de student een ordemaatregel op te leggen. 
  3. Indien de student zich niet aan deze ordemaatregel houdt, kan het instellingsbestuur na het toepassen van hoor en wederhoor, eventueel met het betrekken van advies van de directie en de decaan, de student de toegang tot de hogeschool voor een bepaalde tijd ontzeggen.
  4. In geval van ernstige overlast kan het College van Bestuur een student de toegang tot de hogeschool definitief ontzeggen of de inschrijving beëindigen. Vóór het nemen van het besluit moet de betrokken student (opnieuw) worden gehoord of in ieder geval voor een gesprek worden uitgenodigd.
  5. In acute situaties kan bij ernstige overlast van de hoorplicht vooraf worden afgeweken. In deze gevallen wordt de student ná de beslissing in de gelegenheid gesteld gehoord te worden.
  6. Het opleggen van een ordemaatregel laat de bevoegdheid van het College van Bestuur om de student voor schade aansprakelijk te stellen, onverlet.

artikel 24: Inzagerecht en archivering

  1. Tot tien weken na de bekend gemaakte beoordeling van schriftelijke tentamens heeft de student het recht beoordeeld werk in te zien. Voor mondelinge beoordelingen, geldt dat de student hiervan de schriftelijke verslaglegging kan inzien. Beoordelingsnormen worden voorafgaand aan de toetsing aan de student bekend gemaakt en liggen eveneens tot tien weken na de bekend gemaakte beoordeling ter inzage. 
  2. Schriftelijke tentamens, stageverslagen, productie- en regieverslagen, scenario’s en scripties, en de beoordeling daarvan, worden tot een periode van minimaal twee jaar na inlevering door de student, bewaard door de studieleider van de afstudeerrichting, waarvoor de student is ingeschreven.
  3. De afstudeerwerken en de beoordelingen daarvan worden gedurende minimaal 7 jaar door de opleiding bewaard.
  4. De oefeningen (film, video, programma’s) en de daarbij behorende administratie en beoordelingen blijven in bezit van de opleiding.
  5. Het hierboven genoemde materiaal kan door de opleiding worden gebruikt voor communicatie over de opleiding of in het kader van het onderwijs of de accreditatie.

artikel 25: Vaststelling, bekendmaking en wijziging

  1. Wijzigingen van deze regeling worden bij afzonderlijk besluit vastgesteld, doch niet dan nadat het voorgenomen besluit de instemming heeft gekregen van de Faculteitsraad.
  2. De geldende Onderwijs- en Examenregeling wordt voor aanvang van het studiejaar bekend gemaakt.
  3. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelingen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, evenals van wijzigingen van deze stukken.
  4. Een wijziging van de regeling kan alleen betrekking hebben op het lopende studiejaar, als daardoor de belangen van de studenten redelijkerwijs niet worden geschaad.
Delen