1. Creëren

De afgestudeerde regisseur bezit het vermogen om vanuit zijn eigen specialisme scheppend  om te gaan met intuïties, waarnemingen, indrukken en emoties door deze in artistieke ideeën om te zetten en in audiovisuele vorm weer te geven

Algemene gedragsindicatoren:

  • creëert in gezamenlijkheid met anderen een (nieuw) verhaal in beeld en geluid
  • laat in zijn werk zien dat hij over een groot visueel en auditief voorstellingsvermogen beschikt
  • demonstreert in zijn scheppende werk zijn ideeën en betrekt daarbij zijn kennis van de bestaande beeld-, geluids- en dramacultuur
  • zet aantoonbaar zijn psychologisch en sociologisch inzicht in om een verhaal te vorm te geven
  • levert een persoonlijk zichtbare bijdrage aan de totstandkoming van een productie, mede door de daar aan ten grondslag liggende artistieke keuzen
  • demonstreert vanuit zijn specialistische taak in woord en daad zijn fascinatie, zijn innerlijke noodzaak fantasie en verbeelding in te zetten bij het maken van audiovisuele producties

Specifieke gedragsindicatoren voor de afgestudeerde regisseur fictie:

  • herkent in een scenario of filmplan kwaliteit en dramatische zeggingskracht
  • creëert een regieconcept, met een inhoudelijke visie, uitgangspunten voor casting en spelregie en ideeën voor de algemene vormgeving (zowel in beeld als geluid, zowel filmisch als pro-filmisch, bv mise en scene). Dit regieconcept is artistiek uitgangspunt bij realisatie van het filmproject.
  • laat in zijn werk zien dat hij op zoek is naar nieuwe onderwerpen en scenario’s
Delen