De afgestudeerde regisseur bezit aantoonbaar het vermogen om onder zeer wisselende omstandigheden een constructieve bijdrage te leveren aan audiovisuele producties.
Algemene gedragsindicatoren
- maakt artistieke keuzes binnen gestelde randvoorwaarden en stelt deze zonodig bij om een optimaal eindresultaat te bereiken
- laat zien dat hij onder druk kan werken, en waar nodig improviseren
- werkt, indien nodig, voor verschillende opdrachtgevers met verschillende opvattingen over de invulling van de aard van de werkzaamheden en voor geheel verschillende producties (speelfilm, televisiedrama, documentaire, etc)
- werkt, indien nodig, aan verschillende projecten tegelijkertijd
Specifieke gedragsindicatoren
- is in staat bevindingen van de andere disciplines ten aanzien van het regieconcept te beoordelen en indien noodzakelijk op onderdelen te herzien
- past inventiviteit toe bij noodzakelijke aanpassingen van productionele aard om toch tot kwalitatief goede producties te komen
- herkent in het maakproces nieuwe dramatische of artistieke ontwikkelingen of mogelijkheden en is in staat hierop in te spelen