Wat een student aan het eind van de opleiding moet kunnen staat beschreven in de vorm van competenties. Deze competenties  zijn te vinden op de webpages van elke afstudeerrichting. 

Voor de propedeuse zijn de competenties wat bewerkt tot een niveau dat een student aan het eind van de propedeuse zou moeten hebben. In de jaren daarna werkt de student dan verder aan de competenties tot het eindniveau is bereikt.

Leerdoelen
Leerdoelen kun je opvatten als een soort tussenstappen of tussendoelen. Zij zijn afgeleid van de competenties en geven aan wat er nu eigenlijk geleerd moet zijn aan het eind van een bepaald onderdeel van het onderwijsprogramma. In ons geval zijn dat de blokken 1 t/m 6. De leerdoelen van elk blok vind je in deze studiegids in de beschrijvingen van elk blok onder 'programma'.

De competenties (op propedeuseniveau)
Aan het eind van de propedeuse beschikt de student over de volgende competenties:

1. Creërend vermogen
De propedeusestudent maakt filmisch werk waarin relevante verhalen vanuit een artistieke visie worden verteld. D.w.z.:

  1. signaleert interessante ontwikkelingen, onderzoekt hun betekenis en vertaalt ze naar ideeën voor filmische verhalen.
  2. creëert in samenwerking met anderen filmische content met een  passende vormgeving in beeld en geluid.
  3. legt verband met beoogde doelgroepen
     

2. Onderzoekend vermogen
De propedeusestudent komt door onderzoek en reflectie tot inzicht en kennis voor filmisch werk. D.w.z.:

  1. verkent, experimenteert en zet zijn bevindingen in bij de ontwikkeling van concreet filmisch werk.
  2. formuleert relevante researchvragen bij de ontwikkeling van een korte documentaire of fictiefilm
  3. verzamelt, analyseert en interpreteert ervaringen en gegevens en trekt op grond hiervan conclusies.
  4. maakt daarbij gebruik van relevante bronnen
  5. heeft een onderbouwde mening over eigen en andermans werk en werkwijze
     

3. Ambachtelijk vermogen
De propedeusestudent hanteert vakmatig een breed scala aan instrumentele kennis en vaardigheden bij het produceren van onderscheidend filmisch werk. D.w.z.:

  1. past op basaal niveau vaktechnisch instrumentarium toe.
  2. heeft op globaal niveau een beeld van de mogelijkheden en onmogelijkheden van aanverwante vakdisciplines in relatie tot de eigen discipline
  3. ziet op basis van analyse van een script of filmplan vanuit zijn discipline passende mogelijkheden om het verhaal filmisch vorm te geven en te realiseren.
  4. heeft een globaal beeld van internationaal filmrepertoire, film- en cultuurgeschiedenis en ontwikkelingen in het hedendaagse (inter)culturele landschap.
     

4. Samenwerkend vermogen
De propedeusestudent draagt constructief bij aan de samenwerking in het (film)team. D.w.z.:

  1. kent de eigen sterke en minder sterke punten binnen samenwerkingsprocessen.
  2. draagt bij aan het groepsproces.
  3. heeft oog voor de verschillende rollen, verantwoordelijkheden, belangen en persoonlijkheden in samenwerkingsverbanden.
  4. heeft oog voor een veilige werksituatie voor zichzelf, medestudenten en anderen.
  5. gaat met zorg en respect om met apparatuur en medewerkers van de Filmacademie
  6. geeft en ontvangt peerfeedback op de samenwerking.
     

5. Vermogen tot groei en vernieuwing
De propedeusestudent kan eigen werk en werkwijze blijvend ontwikkelen en verdiepen en levert hierdoor een bijdrage aan de ontwikkeling van de filmkunst en het vakgebied. D.w.z.:

  1. heeft inzicht in zijn sterke en minder sterke punten als aspirantfilmmaker en student en reflecteert op zijn persoonlijke ontwikkeling.
  2. geeft en ontvangt peer-feedback
  3. draagt actief bij aan kennisuitwisseling
     

6. Organiserend en ondernemend vermogen
De propedeusestudent kan een professioneel bestaan opbouwen en zijn projecten effectief organiseren in een (inter)nationaal opererend werkveld. D.w.z.:

  1. kan de gebruikelijke werkwijze en taakverdeling aangeven bij het maken van een documentaire en een fictiefilm
  2. heeft een globaal beeld van de meest-gebruikelijke creatieve processen, formats en workflows in de filmwereld en meer specifiek van die binnen de Filmacademie (o.a. postproductieproces)
  3. heeft een globaal beeld van marketing, distributie, waardeketens en verdienmodellen en de daarbij gebruikelijke platforms.
  4. houdt zich aan  voorwaarden, deadlines en ander afspraken over de faciliteiten
  5. heeft een beeld van wat een professioneel netwerk inhoudt en weet daartoe zelf eerste contacten te leggen
     

7. Communicatief vermogen
De propedeusestudent is in staat tot effectieve interactie binnen uiteenlopende beroepscontexten. D.w.z.:

  1. communiceert duidelijk en passend binnen de Filmacademie.
  2. weet zijn ideeën en keuzes voldoende te verwoorden naar docenten en medestudenten.
  3. heeft inzicht in zijn sterke en zwakke punten qua Nederlands en zorgt ervoor dat zijn schriftelijke werk correct wordt ingeleverd.
Delen