Van het begrip 'competentie' bestaan veel omschrijvingen. Het kunstonderwijs heeft gekozen voor de omschrijving dat iemand competent is als hij in staat is op basis van kennis, vaardigheden en  houdingen keuzes te maken uit zijn handelingsrepertoire die tot resultaat hebben dat de  probleemstellingen die zich in de verschillende beroepscontexten aan hem voordoen adequaat – passend in de situatie – worden aangepakt, conform zijn rol en verantwoordelijkheid. Dat vermogen wordt in de eerste plaats zichtbaar in bepaald gedrag en verder door te kijken naar gemaakte keuzes, verantwoording daarvan en reflectie daarop.

Gedragsindicatoren
Bepaald gedrag is daarmee een belangrijke indicator voor een bepaald ontwikkelingsniveau. Bij elke competentie zijn dan ook gedragsindicatoren geformuleerd die een helder beeld geven van de wijze waarop de betreffende competentie moet worden ingezet of toegepast. De gedragsindicatoren tezamen geven op hun beurt weer aan dat de student gekwalificeerd is om binnen een bepaald domein werkzaam te zijn. Met andere woorden: niet de competenties zelf, maar de gedragsindicatoren vormen de opleidingskwalificaties. Benadrukt moet worden dat de opleidingskwalificaties niet gerealiseerd kunnen worden zonder de daarvoor benodigde kennis, vaardigheden en attitude. Deze liggen dus besloten in de beschrijving van het gedrag.

Reflectie en verantwoording
Van groot belang is voorts dat bij het beoordelen van competenties niet alleen het waarneembare gedrag in een specifieke situatie wordt beoordeeld, maar dat ook de overwegingen bij de keuzes die de student gemaakt heeft in de beoordeling worden betrokken. De verantwoording en reflectie moeten duidelijk maken welke elementen de student uit de context heeft geselecteerd, welke kennis, vaardigheden en houding een rol hebben gespeeld bij zijn beoordeling van de situatie en het gekozen gedrag.

 

Delen