Het audiovisuele werkveld in bredere zin omvat beroepsbeoefenaren en bedrijven die met behulp van technische middelen beeld en geluid combineren tot een verhaal voor een al dan niet omschreven doelgroep. De technische mogelijkheden hebben een grote invloed op de werkwijze, het type verhalen dat gemaakt kan worden en de manier waarop die verhalen verteld kunnen worden. Typerend daarbij is verder dat audiovisuele producties tot stand komen door intensieve samenwerking, waarbij diverse specialisten zoals scenarioschrijvers, regisseurs, producenten,  production designers, cameramensen, sound designers, editors, digitale animatoren, acteurs, componisten, e.d. een artistiek scheppende bijdrage leveren.

Verhalen kennen vele filmische verschijningsvormen waaronder speelfilm, (computer)animatiefilm, documentaire(series), experimentele film, dramaseries, opdrachtfilm en reclamefilm. Een verhaal kan op één platform verteld worden, maar in toenemende mate wordt op verschillende platforms verteld – ze kunnen op een crossmediale wijze in de markt worden gezet, waarbij dezelfde film op verschillende platforms wordt vertoond (bioscoop, televisie, DVD, smartphone, internet), of ze kunnen een transmediale verschijningsvorm krijgen. Een transmediaal project ontsluit een verhaalwereld die je via verschillende media op verschillende momenten en op verschillende manieren kunt betreden, waaronder interactieve manieren. Deze ontwikkeling sluit aan bij het continu veranderend mediagebruik van het publiek.

In het werkveld zijn ruim 8.000 Nederlandse bedrijven actief in de pre-productie, productie, post-productie, distributie en vertoning van deze verhalen. Ze verschaffen werkgelegenheid aan ongeveer 20.000 personen. Dit is exclusief onbetaalde krachten, waarvan er in de Nederlandse filmsector internationaal gezien veel werken. Bij filmproducties en facilitaire activiteiten is een trend waarneembaar naar een (nog) groter aantal zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers).

De Nederlandse film- en televisiesector heeft een toegevoegde waarde van circa 845 miljoen euro, waarvan 100 miljoen voor bioscopen en 745 miljoen voor productie, facilitaire activiteiten en distributie. Er was in 2011 107 miljoen euro gemoeid met de productie van Nederlandse speelfilms en overige filmproducties. Het merendeel kwam tot stand met steun van het Nederlandse Filmfonds. De steun voor Filmfondsproducties bedroeg ongeveer eenderde van de productiekosten. Nog eens 20 procent komt van andere (semi)publieke Nederlandse investeerders, zoals fondsen zoals het CoBOfonds en het Mediafonds, overheid en omroepen. Ongeveer 30 procent van de financiering van filmfondsproducties komt van binnenlandse private investeerders, de rest komt van buitenlandse investeerders. Nederlandse filmproducties brachten in 2011 ten minste 90 miljoen euro op. Iets meer dan de helft van de omzet komt uit vertoning in bioscopen en filmtheaters. Nederlandse dramaseries en documentaires worden voornamelijk door de Publieke Omroep gefinancierd, eventueel samen met het Mediafonds.  CoBO fonds en het Filmfonds spelen ook een zeer belangrijke rol bij de totstandkoming van lange documentaires. Ook zien we hier en daar experimenten met financiering via crowdfunding.

actuele ontwikkelingen en 'beroepsprofiel audiovisueel'

Delen